‘’ Bless the Lord, O my soul!
O Lord my God, you are very great!
You are clothed with splendor and majesty,
covering yourself with light as with a garment,
stretching out the heavens like a tent.
He lays the beams of his chambers on the waters;
he makes the clouds his chariot;
he rides on the wings of the wind;
he makes his messengers winds,
his ministers a flaming fire.’’
Psalm 104: 1-4
Het is vrijdag en de klokt tikt half elf aan, ik werk als arts-assistent chirurgie op de Spoed Eisende hulp (SEH).
Mijn dienst zou om negen uur eindigen…maar dat is niet helemaal gelukt. Het was zo’n avond waarop het aanbod doorliep en ik vergat te eten. Ergens vind ik dat ook wel lekker. Natuurlijk heb ik mensen werk maar zo’n dienst is topsport en zo voelt dat ook, doorgaan en spreekwoordelijk ‘’doorrammen’’. Er zit al een lange tijd een oudere dame te wachten, na een val heeft zij een wond op haar hoofd. Gelukkig heeft de neuroloog geconcludeerd dat alles goed is, maar wij moeten de wond nog even hechten. Dat vind ik een leuk klusje, het is altijd even puzzelen hoe je de hechtingen plaatst en terwijl ik bezig ben, klets ik ondertussen met haar. Ze is bijna negentig en heeft (gelukkig) hele betrokken kinderen. Ik geef een verdoving, dat is geen pretje. ‘’even vol houden mevrouw, het is zo meteen verdoofd en dan voelt u de pijn niet. Ze zegt ‘ach kind, ik blijf gewoon even bidden, ken je dat? Dat helpt!’.
Dit moment laat ik niet voorbijgaan en grijp ik aan; ‘nou en of ik dat ken, het is een van de mooiste dingen die we hebben!’ Ze begint over haar kinderen, hoe blij ze is dat die God kennen en dat ze zo geniet van Zijn mooie wonderen. Ik vertel haar hoe ik God soms zoek en Hem altijd zie in de schepping, de zonsondergang en het kleine grut van alle dieren die hoogtij voeren in de lente. Het ontroert haar en ze verteld; ‘’vanmorgen is een vriendin van mij begraven, dat was best moeilijk. Het mooie is dat de dominee sprak over de lente en de hoop die we mogen zien in het nieuwe leven en nu hebben we hier een gesprek over, hoe bijzonder! God is de grote voorziener, Hij geeft hoop en bevestiging. Hij ziet hoe verdrietig ik vanmorgen was en hoe ik nu baal na mijn val, maar Hij geeft mij hoop dat ik dit gesprek met u mag voeren.’ Ik blijf even stil en slik. De wond is bijna dicht, gelukkig maar want dit ontroerd mij en mijn aandacht is even niet meer bij het hechten. ‘’U ontroert mij, wat een mooie God delen we!’’.
Zo’n ongelukkige dag voor haar en zo’n routine (ram)dienst voor mij, is omgetoverd tot een ontmoeting in ontroering. Blijheid overspoelt mij, de hoop heeft mij ook bereikt, wat een goede God hebben we. Ik haal de doeken weg, ‘’zo mevrouw, u bent klaar, wel thuis en bedankt dat we dit met elkaar mochten delen!’’