Tijdens het loofhuttenfeest wordt er elke dag door een priester water uit de poel van Siloam naar het altaar in de tempel gebracht, in een gouden kan. Op de zevende dag gebeurde dit met heel veel vreugde. Er waren priesters die op gouden trompetten bliezen, er werd gedanst, de Psalmen van de Hallel (113-118) werden gezongen en men zwaaide met taken van de dadelpalm. Ook riep men ‘hoshana’ (Psalm 118:25).
Op deze zevende dag zei Jezus het volgende: Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken. Wie in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt: Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien (Joh. 7:37-38). Jezus wees hiermee op zichzelf.
Je kunt hierbij denken aan de intocht in Jeruzalem (joh. 12:13), maar ook aan de vrouw bij de put (Joh. 4:6-16) en de uiteindelijke vervulling in Openbaring 22:17.
Zie, God is mijn heil,
ik zal vertrouwen en geen angst hebben,
want mijn kracht en psalm is de HEERE HEERE,
en Hij is mij tot heil geworden.
U zult met vreugde water scheppen
uit de bronnen van het heil. Jes. 12:2-3
Want Ik zal water gieten op het dorstige
en stromen op het droge.
Ik zal Mijn Geest op uw nageslacht gieten
en Mijn zegen op uw nakomelingen.
Zij zullen opkomen tussen het gras,
als wilgen aan de waterstromen. Jes. 44:3-4
O, alle dorstigen, kom tot de wateren,
en u die geen geld hebt, kom,
Neig uw oor en kom tot Mij,
luister, en uw ziel zal leven; Jes. 55:1, 3
1En de HEERE zal u voortdurend leiden,
Hij zal uw ziel in dorre streken verzadigen,
uw beenderen kracht geven;
u zult zijn als een bevloeide tuin,
als een waterbron
waarvan het water nooit ontbreekt. Jes. 58:11