Het is heerlijk om af en toe even te kijken hoe je kinderen spelen. Hoe ze bij ons thuis (jongens) Hot Wheels banen of Lego constructies maken. En vervolgens hun fantasie de vrije loop laten en het speelgoed soms op onnavolgbare wijze weten te combineren. Ook vragen ze mij regelmatig om mee te doen. Vaak is het zo dat ze dan al precies in gedachten hebben wat mijn rol is en welke auto ik mag besturen. Soms doe ik precies hetgeen wat ze verwachten, soms wijk ik een beetje af en zijn ze even de controle over het verhaal kwijt. Het mooiste blijft toch om gewoon te observeren hoe gedreven ze verhalen kopiëren of verzinnen bij het betreffende speelgoed. Zittend op de vloer met hun pretoogjes en hun tong buitenboord als het even serieus is.
Eén van mijn persoonlijke favoriete bijbelgedeeltes staat in Spreuken 8. Hier vertelt Gods Zoon op prachtige wijze hoe Hij in de hemel leefde, ver voordat Hij werd geboren in Bethlehem. Hoe Hij erbij was toen alles geschapen werd en hoe Hij zich verheugde over de mensenkinderen. Hetgeen wat mij altijd diep raakt is het vers van het Troetelkind dat speelde voor het aangezicht van Zijn Vader. Wat zou ik daar graag even bij geweest zijn. Zou de Vader ook af en toe alleen gekeken hebben hoe Zijn Kind speelde?
Ik beeld me in dat als God Zijn Zoon zo zag spelen, Hij ook verder keek. Hij wist dat Hij Jezus geboren zou laten worden hier op aarde. Ver weg van de geborgenheid, warmte en veiligheid in de hemel. Hij wist dat Zijn Lieveling uiteindelijk de allerhoogste prijs zou gaan betalen. Waarom liet God dat prachtige plaatje in de hemel zo kapot maken? Omdat Hij ons zag toen Hij naar Zijn Kind keek! Hij stond toe dat dit leed Zijn Kind werd aangedaan, zodat wij straks ook als Zijn kinderen voor Zijn aangezicht kunnen spelen. In hetzelfde hoofdstuk zegt Gods Zoon ook: "Wie mij vindt, heeft het leven gevonden". Mijn hart vult zich met dankbaarheid als ik denk aan het Troetelkind en aan hoe Hij die heerlijkheid verliet. Kom, laten wij aanbidden, die Koning, het Troetelkind!
Spreuken 8:24-36
24 Toen er nog geen diepe wateren waren, was Ik geboren, toen er nog geen bronnen waren, zwaar van water. 25 Voordat de bergen waren verzonken, vóór de heuvels, werd Ik geboren. 26 Hij had de aarde en de velden nog niet gemaakt, evenmin het begin van de stofjes van de wereld. 27 Toen Hij de hemel gereedmaakte, was Ik daar, toen Hij een cirkel trok over het oppervlak van de watervloed, 28 toen Hij de wolken daarboven sterk maakte, Hij de bronnen van de watervloed versterkte, 29 toen Hij voor de zee zijn plaats bepaalde, zodat het water Zijn bevel niet zou overtreden, toen Hij de fundamenten van de aarde verordende, 30 was Ik bij Hem, Zijn Lievelingskind, Ik was dag aan dag Zijn bron van blijdschap, te allen tijde spelend voor Zijn aangezicht, 31 al spelend in de wereld van Zijn aardrijk. Mijn bron van blijdschap vond Ik bij de mensenkinderen. 32 Nu dan, kinderen, luister naar Mij: Welzalig zijn zij die Mijn wegen in acht nemen. 33 Luister naar vermaning en word wijs, verwerp die niet. 34 Welzalig is de mens die naar Mij luistert, door dag aan dag te waken aan Mijn poorten, door Mijn deurposten te bewaken. 35 Want wie Mij vindt, vindt het leven en verkrijgt de goedgunstigheid van de HEERE. 36 Wie echter tegen Mij zondigt, doet zijn ziel geweld aan. Allen die Mij haten, hebben de dood lief.